Wanneer men in Nederland spreek over het ontstaan van de filosofie, gaat het vrijwel altijd over de westerse filosofie, die rond 500 voor Christus ontstond in het oude Griekenland. Hoewel er al lang daarvoor gefilosofeerd werd in Oost-Azië, worden deze ontwikkelingen vaak buiten beschouwing gelaten. In dit artikel zullen we ook beginnen bij de Grieken, maar elders op deze site wijden we verder uit over de oosterse filosofie.
Griekse filosofie: wijsbegeerte en wetenschap in één
Bij het ontstaan van filosofie in het oude Griekenland, werd nog niet meteen het onderscheid gemaakt tussen wetenschappen waarbij de vragen empirisch konden worden beantwoord en de wijsbegeerte. filosofen uit die tijd waren zowel bezig met de vragen die moderne filosofen behandelen als de vraagstukken uit de biologie, wiskunde, astronomie, etc., maar deze gebieden groeiden rond de tijd van Aristoteles uit elkaar. De eerste filosofen (de zogenaamde ‘Presocraten’) waren vooral bezig met de vraag waar de wereld uit bestaat. In de vijfde eeuw voor Christus (de zogenaamde Gouden Eeuw van Athene) begon Socrates zich af te vragen hoe men zich dient te gedragen, wat goed is en wat slecht, en hoe men gelukkig wordt. Zijn leerling Plato, wie vooral bekend is van zijn Ideeënwereld, schreef in zijn ‘Dialogen’ hoe Socrates te werk ging, namelijk door veel vragen te stellen en niets als zeker te beschouwen. Plato’s bekendste leerling, Aristoteles, was in tegenstelling tot zijn voorgangers meer wetenschappelijk ingericht. Hij was een groot voorstander van deductief redeneren via syllogismen.
Deze drie zijn maar een greep van alle filosofen en sofisten die in het oude Griekenland rondliepen. Na Aristoteles bleef de ontwikkeling in Griekenland echter steken op het gebied van de wijsbegeerte. In het sterk groeiende Romeinse Rijk kwam het echter weer op, en vooral stromingen als het epicurisme en de Stoa kwamen sterk op (lees ook ons artikel over Seneca)
De middeleeuwen en Renaissance
Na de val van het Romeinse Rijk was er vrijwel geen interesse meer in de filosofie, aangezien de donkere dagen van de vroege middeleeuwen maar weinig ruimte gaven voor de wijsbegeerte. In de hoge middeleeuwen (rond de elfde eeuw), bloeide het echter weer op, zowel in het Christelijke Europa als het Islamitische Midden-Oosten. Filosofen uit deze tijd bouwden met name voort op de ideeën van hun klassieke voorgangers, met name Aristoteles. Filosofen uit de Renaissance waren dikwijls ook wetenschappers, en dachten vaak na over maatschappelijke kwesties, waardoor er diverse politieke ideeën ontstonden, zoals het humanisme en socialisme.
Filosofie na de Renaissance ging, onder andere dankzij de wetenschappelijke vooruitgang in bijvoorbeeld de psychologie, allerlei verschillende kanten uit. Voor een uitgebreidere uiteenzetting over de verschillende stromingen verwijzen wij u door naar deze Engelse pagina over de ontwikkeling van de filosofie in Europa.